In het vroegere IJsseldal, een gebied dat ons allen onbekend is, zou het gebeurd zijn. Een verhaal verteld door een oude man, overgeleverd aan mij persoonlijk. Hij vertelde hoe zijn vader, altijd een harde werker, plotsklaps nutteloos is geworden. Vader bedreef een ambacht, en was goed in het vak. Op ‘n dag echter, was zijn pols gebroken, zijn hand onbruikbaar, en daarmee zijn competentie verloren. De gevolgen waren groot, de vader stierf gauw.
De oude man vervolgde het verhaal: “Pekel, dat is de zoon van de Vader”. Pekel zou de geschriften doorzocht hebben en ontdekte dat het breken van een pols volgens “Verscheidene Weegen” kan verlopen. De specifieke manier van de Vader, echter, was hem pas duidelijk na een bezoek aan het vergelegen IJsseldal.
Eenmaal in dat dal, wist Pekel waarheen te moeten gaan. Zodra Pekel met zijn benen in het water staat, in een soort kanaaltje, en het allemaal niet te koud is, komt er een waterdier langs. Dit waterdier is zo groot als hemzelf. Het waterdier is groen, lijkt mensachtig, maar op een vage manier, en er is uit zijn mosrug gegeten, door subdiertjes, en dat vind Pekel logisch. Maar het waterdier is niet te vertrouwen. Pekel zijn pols word gebroken, en het is hem allemaal duidelijk.